Groei of geluk?

Groei of Geluk?

Voor veel bedrijven is groeien een belangrijk onderdeel van de strategie. Soms heel uitgesproken met een bepaald percentage dat de omzet per jaar moet stijgen, soms minder uitgesproken, maar dan nog steeds heerst er teleurstelling als het jaar op hetzelfde niveau is afgesloten als het jaar ervoor. Wij zijn in de Westerse wereld ook opgegroeid met de gedachten dat je altijd bezig moet zijn met groei. Groei van jezelf in lichamelijke en persoonlijke sfeer, groei in de kennis die je tot je neemt en groei in de organisatie waarin je werkt. Of het nou een bedrijf is die wil groeien in omzet, of een gemeente die wil groeien in het aantal inwoners en woningen. Groei is zoiets vanzelfsprekends, dat het nauwelijks meer tot vragen leidt bij veel mensen. Ook in het bedenken van oplossingen voor allerlei crisissen, zoals nu ook de energiecrisis, wordt groei vaak meegenomen als een van de belangrijke factoren. Als we maar groeien in het opwekken van groene energie, dan lost het probleem zich wel op. Of wat te denken van de economische crisis waar de wereld inmiddels middenin zit. Landen die amper hun schulden kunnen betalen, inflaties die overal de pan uit rijzen. Meer economische groei, groei in de lonen die mensen betaald krijgen. Daarmee lossen we het wel op en kunnen we terug naar de orde van de dag.

Inmiddels ben ik er van overtuigd geraakt dat zoiets als “de orde van de dag” niet bestaat. We gaan niet terug naar een situatie uit het verleden, we zullen het moeten doen met wat de toekomst ons brengt. En groei staat voor mij daarbij al langere tijd ter discussie. Inmiddels nutten we als mensheid meer dan 3x de wereld uit (per jaar!) als we kijken naar het gebruik van grondstoffen en het lozen van ons afval, inclusief alles wat de lucht in gaat. Ondertussen zijn er nog steeds ontzettend grote verschillen tussen de rijkere (westerse) landen en de armere landen, waarbij veel mensen nog steeds amper kunnen bestaan. De vluchtelingen op de bootjes van de Middellandse zee zijn daarbij volgens mij een concreet gevolg van deze ongelijkheid. In ons eigen land gaat het dan snel over gelukszoekers en teksten als ‘laat ze vooral hun eigen landen op orde brengen’. Ook daarbij komt vaak de oplossing in de vorm van economische groei, want als je als land meer gaat ‘produceren’ en daardoor meer omzet haalt (dat we uitdrukken in BBP), wordt je daar als land vanzelf beter van. Maar dan stappen we gemakshalve over een heel aantal factoren heen die ook van belang zijn.

 

Minder is Meer

 

Een van de boeken die mij over dit onderwerp heeft geïnspireerd is “Minder is meer” van Jason Hickel (in het Engels origineel uitgebracht onder de titel Less is More). In zijn boek geeft hij een lezing over het ontstaan van het kapitalisme en hoe deze vorm van ‘organiseren’ uiteindelijk zorgt voor minder welzijn. Hij gaat daarbij terug naar de geschiedenis van rond 1300, waarbij het systeem van edele heren en boeren (in Europa) die voor hen werkten kwam te vervallen. De boeren kwamen in opstand en vboek Minder is Meerochten voor hun eigen vrijheid, om van daaruit meer zelfstandig te kunnen leven. Dit leidde al snel tot een verbeterde leefomgeving voor het proletariaat, die hiermee ook beter voor de natuur kon zorgen. Het systeem van volledige uitnutting en onder dwang zoveel mogelijk resultaat uit de grond halen hield op te bestaan. De bodem van Europa begon te herstellen en bossen groeiden weer aan. Maar helaas niet voor lang. De adel, kerk en kooplieden spanden samen om de autonomie van de boeren te stoppen en claimden het eigendom van de gronden. Duizenden boerengemeenschappen hielden op te bestaan en dus moest het proletariaat weer aan het werk voor loon in opdracht van de de kapitalisten die het eigendom van de grond hadden geclaimd. En vanaf dat moment groeide het kapitalisme.

In het boek haalt hij ook een pakkende quote aan : “Armoede is de bron van rijkdom. Want zonder armoede zou er geen arbeid zijn; er zouden geen rijkdommen zijn, geen verfijning, geen comfort en geen voordelen voor diegenen die wel een mate van rijkdom bezitten.” Deze quote haalt voor mij een belangrijke kern naar boven van waar we al lange tijd in zijn beland. Het kapitalisme streeft per definitie naar een wereld waarin rijkdom het hoogst haalbare goed is, waarbij er altijd een grote groep arm zou blijven om de rijken te steunen in hun rijkdom. Maar Hickel gaat nog verder en haalt er ook de kerk bij, om duidelijk te maken dat het niet alleen tussen mensen plaatsvindt. Maar nog belangrijker, ook tussen mens en natuur. Volgens hem heeft het geloof ervoor gezorgd dat wij ons als mens boven de natuur hebben gezet, waarbij Genesis het al duidelijk verwoord “En God zei, laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken; zij moeten heerschappij voeren over de vissen, de vogels, het vee en de hele aarde”. Ofwel, wij mensen mogen ons los zien van de rest van wat er op de wereld plaatsvindt en daar vooral gebruik van maken en heerschappij over voeren. Een best bijzondere gedachte als je het zo leest.

 

Boven de natuur

 

Hickel laat in het boek zien dat deze twee ontwikkelingen een nauw verbandschap hebben. Immers, wil je kapitalisme bevorderen, had je mensen nodig die arbeid konden verrichten, maar ook grondstoffen en andere natuurlijke bronnen om te exploiteren. Door de mens boven de natuur te stellen was deze gedachte snel ingevuld. Sterker nog, we zijn het zelfs gaan zien als beschaving dat we onszelf boven de natuur zetten en het slechts als objecten gaan beschouwen waar we nagenoeg oneindig uit kunnen putten. En zo ontstond een maatschappij waarin het nastreven van rijkdom door de inzet van goedkope arbeid en het uitnutten van de natuur als zogenaamd optimaal scenario werd gerealiseerd. Maar daar hield het niet op. Kapitaal heeft een vervelende eigenschap en dat is dat het waarde verliest, als je het niet laat groeien. Denk aan ontwaarding, inflatie etc. De enige mogelijkheid om dit tegen te gaan is dus dat je het moet laten groeien. En zo neemt de druk op nog meer kapitaal alleen maar toe. Dit leidde er in 1960 toe dat de OESO werd opgericht met als hoofddoel (toen en nu) “beleid te bevorderen waarmee de hoogste voortdurende economische groei kan worden bereikt.” Ofwel, groei werd niet meer gezien als middel voor eventuele verbetering van welzijn, maar werd een doel op zich. En daar is het echt fout gegaan, aldus Hickel.

“Kapitalistische groei staat gelijk aan het tempo waarmee natuur en mensen tot handelswaar worden gemaakt en in de kringloop van accumulatie (continu werken aan groei) worden getrokken. Dat we deze maatstaf nu beschouwen als de belangrijkste graadmeter van vooruitgang onthult de mate waarin we de wereld zijn gaan bekijken vanuit het perspectief van kapitaal, in plaats van vanuit het perspectief van leven.” Twee zinnen uit het boek die je misschien even een keer vaker moet lezen. En Hickel gaat verder. Natuurlijk zijn er ook positieve ontwikkelingen geweest (en nog gaande), zoals bijvoorbeeld de groei van technologie in allerlei sectoren. Alleen waar technologie zou moeten leiden tot besparingen op arbeid en grondstoffen, zie je vaak het tegenovergestelde. Technologie is juist gebruikt om nog meer te produceren, zodat het de groei alleen maar stimuleert. En kijk je naar recycling van grondstoffen zie je dat dit in absolute aantallen groeit, maar in relatieve zin daalt. Omdat we nog steeds veel meer grondstoffen nodig hebben dan er vanuit recycling terugkomt. Groei is hierbij telkens het thema waar hij op terugvalt als vertragende factor om te komen tot een betere wereld.

 

Doel of middel?

 

En al lezende was ik inmiddels bezig met de vraag ‘maar hoe dan wel?’. Hij noemt daarvoor een aantal gedachten, die het bijna kinderlijk eenvoudig maken. Maak producten die langer meegaan, verspil minder voedsel, zorg voor minder reclame en daarmee de behoefte om meer te kopen en bedenk je welke industrieën echt van toegevoegde waarde zijn. Een aantal stappen waar bijna niemand op tegen kan zijn volgens mij, maar toch niet iets dat je op een maandagmiddag met elkaar realiseert. En daar zit volgens mij de belangrijkste uitdaging: het anders denken dan hoe we zijn opgevoed. Hickel sluit daar zijn boek ook mee af en roept op dat we weer meer vanuit onze verbondenheid met de rest van de wereld moeten kijken. Dat we niet boven, maar midden in de natuur staan. Sterker nog, wij zijn de natuur. Maar of we dat met elkaar kunnen ombuigen vraag ik mij af. De gedachte dat we als mens alles kunnen doen en maken wat we willen leeft heel sterk. Ook in de crisissen van nu (en wat er nog gaat komen) zie je steevast veel mensen opstaan die geloven dat we het op eigen kracht wel gaan redden. Ik ben daar wel minder zeker van en probeer waar ik kan al vanuit meer bewustzijn te leven, waarbij groei niet het belangrijkste doel is. Het blijft een middel, maar het doel is volgens mij toch echt dat we gelukkig willen (blijven) leven.